dinsdag 14 november 2006

Nederlandse Betrekkingen / VOC

De eerste contacten
De eerste betrekkingen tussen Nederland en Thailand dateren van het jaar 1604 tijdens de heerschappij van koning Naresuan over het koninkrijk Ayutthaya. De Nederlanders waren geïnteresseerd in een landroute naar China en hoopten dit te bereiken door met de handelaren van Ayutthaya mee te reizen. Dit zou echter nooit gebeuren, maar de VOC besloot toch in 1608 om een handelspost te stichten bij de stad Ayutthaya. Ook in het zuiden bij de stad Pattani werd een handelspost gesticht. In 1609 werden twee ambassadeurs van het hof van Ayutthaya door een handelsschip van de VOC naar Nederland gebracht. Op 12 juni 1617 tekenden de landen een verdrag waarbij Nederland een monopoliepositie kreeg in de handel van dierenhuiden. Van 1618 tot 1620 was Nederland in een oorlog met Engeland en vielen de Nederlanders een Engels schip aan voor de kust van Pattani.

Tijdens het begin en midden van de 17e eeuw was de handel met Ayutthaya zeer lucratief en was het onderdeel van een handels driehoek. In Japan kregen de Nederlandse handelaren zilver voor hun waren waarmee ze in India textiel en zilveren goederen kochten die ze in Ayutthaya weer verkochten. Hier kochten ze weer huiden voor de handel in Japan. Ook waren schilderijen van Nederlandse schepen heel erg in trek bij de nobelen van het koninkrijk Ayutthaya.

Ingrijpen in Zuid-Thailand
In 1634 gaf de heerser Prasatthong de VOC een groter stuk land voor een handelspost, nadat de VOC schepen had gestuurd om te helpen in een aanval op het koninkrijk Pattani. Bij de restanten van deze handelspost worden in het begin van de 21e eeuw opgravingen gedaan en herstelwerkzaamheden verricht, er is een bronzen plaat geplaatst met daarop in het Nederlands en het Thai de tekst: Hier was de handelspost van de VOC van 1634 tot 1767. In het jaar 1648 vroeg koning Prasatthong de VOC wederom om hulp om een opstand in Songkhla neer te slaan, de VOC bood aan om oorlogsschepen te sturen, maar de schepen ariveerden nooit en dit bracht de relaties tussen Ayutthaya en Nederland schade toe.


Verdrag
Tijdens de heerschappij van koning Narai in 1661 was er een incident; de Nederlanders namen een schip in beslag dat de Portugese vlag voerde in de golf van Tonkin. De goederen aan boord van het schip waren echter eigendom van koning Narai. Dit leidde tot strubbelingen tussen de VOC en het koninkrijk Ayutthaya. In 1664 omsingelde een groep Chinese huurlingen de Nederlandse handelspost bij de stad Ayutthaya. De VOC besloot hierop om met schepen de golf van Thailand te blokkeren. Door deze gebeurtenissen werd koning Narai gedwongen een verdrag met de Nederlanders te tekenen. Het verdrag werd getekend op 11 augustus 1664 en bestond uit twee documenten; een lang document en een kort document. De inhoud van het korte document was als volgt:

De koning van Ayutthaya en de Vereenigde Oostindische Companie moesten vreedzame relaties onderhouden.
De Nederlanders mochten zonder restricties handelen in heel het koninkrijk, maar moesten belastingen en heffingen betalen in overeenkomst met de belastingen en heffingen die de Siamezen zelf betaalden.
De Thais mogen geen Chinezen in dienst hebben op Thaise schepen; alle Thaise schepen met Chinezen aan boord mogen door de VOC in beslag genomen worden.
De VOC heeft een monopolie op de export van dieren en koeienhuiden van Thailand.
De lange versie van het document had nog als toevoeging dat als een medewerker van de VOC een misdaad pleegt in het koninkrijk Ayutthaya, hij of zij berecht zal worden door de VOC naar Nederlands recht en gelijk overgeleverd moesten worden. De koning van Ayutthaya had dus geen recht om recht te spreken over VOC medewerkers.


Einde van een handelstijdperk
Aan het einde van de 17e eeuw stelde Japan een verbod in op het importeren van dierenhuiden uit Ayutthaya. Hiermee kwam aan de handelsdriehoek een einde en nam het belang van de handelspost in Ayutthaya af. Ook nam hiermee de belangrijkheid van Nederlandse handelaren af en het koninkrijk besloot al snel om ook Chinese handelaren toe te laten, daarmee het Nederlandse handelsmonopolie brekend.

De macht op zee van de Nederlanders nam hierna geleidelijk af en de Nederlanders concentreerden zich meer en meer op de handel in plaats van politiek. In 1737 werd de Nederlander Theodorus Jacobus van den Heuvel, VOC hoofd van de handelspost, uitgenodigd voor de jaarlijkse bedevaartstocht van de koning Borommakot naar de tempel Wat Phra Putthabat. Zware financiële verliezen dwongen de Nederlanders om de handelspost in 1741 te sluiten. De handel ging echter door en alweer in 1747 werd de handelspost heropend. De Nederlandse handelspost bleef bestaan tot de val van het koninkrijk Ayutthaya in 1767.

Moderne relaties
Hierna bleven de betrekkingen tussen beide landen goed door de eeuwen heen. De dwangarbeid bij de aanleg van de dodenspoorlijn tijdens de Tweede Wereldoorlog was echter een dieptepunt in de betrekkingen. Hierbij kwamen enkele duizenden Nederlanders om. In de 21e eeuw opereren er meer dan 130 Nederlandse bedrijven in Thailand. In januari 2004 bracht koningin Beatrix een staatsbezoek aan Thailand samen met kroonprins Willem Alexander. Tijdens dit bezoek sloten Thailand en Nederland een verdrag dat Nederlandse gevangenen in staat stelt onder bepaalde voorwaarden het laatste deel van hun straf in Nederland uit te zitten.

Geen opmerkingen: